Tamar Rozenblat
NEDERLANDS
ENGLISH
DE HECTIEK ONTSPRONGEN
De eerste aanblik geeft een schrikreactie. Grote doeken waarop de kleur zwart domineert. Allerlei gradaties in zwart. De witte vlakken geven het zwart nog een extra zetje in de richting van de somberheid. Lijkt het.
Al snel blijkt die somberheid een onterechte interpretatie. Tamar Rozenblat schildert bossen. Eigenlijk meer stammen van bomen. Het perspectief is of van onder af of vanaf ooghoogte. Soms zijn er nog takken in beeld, meestal zijn het rijen stammen. Als pilaren, als zuilen, als steunberen van de ruimte. Een ruimte die nog ruimte biedt. Het wordt me gaandeweg duidelijk dat hier een tegenwicht van de hectiek van het straatleven, misschien wel van het leven van alledag wordt verbeeld. De natuur is niet somber, de natuur is vooral rustig. De stilte is niet onaangenaam, je kunt de stilte horen, ervaren. Alsof je een klassiek concert bijwoont. Rozenblat lijkt dat te symboliseren door geabstraheerde geluidsgolven te schilderen. Soms komen ze zichtbaar uit een hoorn, in andere gevallen liggen ze als een web over het beeld.
De natuur is evenmin saai. Ze illustreert dat in één doek met de beeltenis van dieren op boomstammen, als een uitnodigend uithangbord. Als zij zich hier goed voelen, waarom wij dan niet, lijkt de boodschap. Die notie wordt in de andere schilderijen onderbouwd door de manier waarop Rozenblat schildert. Ze smeert met haar handen acrylpasta op het doek en gaat pas daarna met kwast en penseel aan de slag. De sporen van haar vingers blijven zichtbaar. Die werkwijze brengt een grote beweeglijkheid en dus levendigheid in de schilderijen. Bovendien lokt die tactiele huid uit tot aanraken. Een eerste aanzet tot het (symbolisch) betreden?
Naast schilderijen maakt Rozenblat foto’s. Daarbij gaat ze uit van hetzelfde principe. Op het eerste gezicht lijken ze in hun grijsheid en zwartheid somber en saai. Bij nader inzien zijn het ruimtelijke composities die hun oorsprong – meestal Bijlmer parkeergarages – een onverwachte status verlenen. Door de aandacht van de kijker te richten op details, weet ze van de lege betonnen ruimtes decors te maken van de fantasieën van de kijker. Ze stoten niet af, ze nodigen uit. De kijker mag zelf het onzichtbare zichtbaar maken.
Tamar Rozenblat (1966) heeft een Franse vader en een Hongaarse moeder. Ze is geboren in Israël en woont al dertig jaar in Nederland. Ze is al die jaren met kunst bezig geweest, maar ze is pas als veertig plusser naar de academie gegaan. Die heeft ze vorig jaar afgerond. De werken die ze nu maakt kunnen dan ook gezien worden als het begin van een tweede carrière. Ze omschrijft haar nieuwe werken als fases in een onderzoek. Een wat al te bescheiden omschrijving. Het onderzoekende blijkt wel uit haar aarzeling om de werken een titel te geven. Ze houdt ze graag nog open voor interpretatie. Een titel zou die weg kunnen blokkeren en zo de kijker zijn vrijheid kunnen ontnemen. Dat wil ze niet. Ze wil hem juist meenemen in haar zoektocht naar de weldadige stilte.
Rob Perrée
Amsterdam, maart 2014.
EMERGING FROM THE PANDEMONIUM
The initial reaction is one of astonishment. Huge canvases with black as the dominant color. Every sort of gradation in black. The white areas pushthe black even further in the direction of gloom. Or so it seems.
This gloom quickly proves to be an undeserved interpretation. Tamar Rozenblat paints woods. Trunks, actually, rather than trees. The perspective is from below or from eye level. Although branches can sometimes still be seen, generally they are rows of trunks. As pillars, as columns, as buttresses of space. A space that still has space to spare. It gradually dawns on me that this is portraying a counterbalance to the pandemonium of life on the street, perhaps to everyday life, too. Nature is not gloomy, nature is mostly tranquil. The silence is not unpleasant, you can hear the silence, experience it. Like at a classical concert. Rozenblat appears to symbolize this by painting abstracted sound waves. Sometimes visibly emerging from a horn, in other cases lying over the picture like a web.
Nor is nature dull. In one painting she illustrates this with animal images on tree trunks, like an invitational sign. The message seems to be, if they feel comfortable with this, why shouldn't we? In the other paintings this notion is substantiated by the way Rozenblat paints. Only after she has spread acrylic paste on the canvas using her hands does she go to work with a brush. The tracks made by her fingers remain visible. This method gives the paintings a large degree of liveliness and thus vitality. This tactile skin also invites one to touch it. Providing an initial impulse to (symbolically) enter?
Rozenblat makes photographs as well as paintings. She bases these on the same principle. Their grayness and blackness appear at first sight to be gloomy and dull. On further inspection they are spatial compositions that confer an unexpected status on their origins, mostly multi story car parks. By drawing the viewer's attention to the details, she manages to turn the empty concrete spaces into settings for the viewer's own fantasies. She offers an invitation, not rejection. The viewer can make the invisible visible for himself.
Tamar Rozenblat (1966) has a French father and a Hungarian mother. She was born in Israel and has lived in the Netherlands for thirty years. Although an artist for all that time, she was in her forties before she first went to Art Academy. She graduated last year. The works she is producing now can therefore be seen as the start of a second career. She describes her new works as stages in an investigation. A somewhat self-effacing description. Her hesitation to give the works a title reveals this investigative nature. She wants to keep them open to interpretation. A title might block this avenue and so rob the viewer of his freedom. This is not what she wants. What she wants is to take him along on her quest for salutary silence.
Rob Perrée
Amsterdam, March 2014.